Mevrouw Fauconnier hield krampachtig een wit-bruin pupje tussen haar grote boezem geklemd. < > ';Kijk!'; zei ze nijdig. ';Iemand heeft dat sukkelaartje in mijn vuilnisbak achtergelaten. Wie doet nu zoiets?'; Ze keek ons boos aan alsof het onze schuld was. < > Verwonderd staarden paps en ik haar aan. Paps wreef over zijn ruige stoppelbaard. Hij liet haar woorden even bezinken. Het was immers nog vroeg en paps heeft wat tijd nodig om op dreef te komen. < > ';Kom binnen';, mompelde hij. De dame stapte de behandelingskamer in en paps nam het pupje voorzichtig van haar over. Ik herkende het ras. Een witte hond met grote, roodbruine flanken, en de rug en een gedeelte van het zware hoofd in dezelfde kleur. < > Het was warempel een heuse sint-bernardshond. Op een ochtend wordt er aangebeld bij de dierenarts. Het is nog heel vroeg en Jasmine haast zich naar beneden. Er staat een dame voor de deur met een pup, die ze gevonden heeft in de vuilnisbak. De dame besluit het