Vergaderen zit de Nederlanders in het bloed, het maakt niet uit waar: bij de overheid, het bedrijfsleven, het leger, de sportclub, het buurtcomité, de school of zelfs in de familie. Jona Lenderings geschiedenis van de Hollandse overlegcultuur verklaart hoe al die vergaderingen zijn ontstaan en welke kans van overleven ze hebben in het Europees verband. Hun neiging om te beraadslagen op grond van gelijkheid kwam al voor bij de oudste veenontginningen, en hun vaderlandse overlegorganen zijn gegroeid uit de strijd tegen het water. Eenmaal ontstaan manifesteerde de overlegcultuur zich in de gilden, in de Statenvergadering, in de calvinistische gemeenten, in de kringen van de Amsterdamse regenten en in de verzuiling. Tegenwoordig hebben zij het over een 'overlegeconomie' en over een 'poldermodel', maar deze termen doen geen recht aan het eenvoudige feit dat de cultuur van hun samenleving grenzen aan de economie stelt. "Er kan alleen een overlegeconomie zijn met een