Henry Chinaski is dagelijks dronken, verschijnt met een kater op zijn werk, raakt voortdurend in de moeilijkheden en hoort nergens thuis. Hij heeft volgens hemzelf een onmenselijke baan: op het postkantoor, waar hij door een sadistische chef gemarteld wordt met alle reglementeringen. Vloekend en tierend werkt Henry zich door de dag heen, op vernuftige wijze zijn eigen baantje saboterend. Ondertussen verslijt hij een reeks vrouwen. Het tragikomische, ruwe relaas van een onverwoestbaar dromer in de hel van het leven.