Peter, Susan, Edmund en Lucy zitten op een bank van en dorpsstationnetje in Engeland te wachten op de trein die hen naar kostschool zal brengen. Opeens voelden ze dat er iets - oe iemand - aan hen trekt en het volgende moment zijn het bankje, het perron en het hele staion verdwenen en staan ze op een plek waar bomen en struiken groeien. O, Peter, zegt Lucy, denk je dat we weer terug zijn in Narnia? In dat land zijn ze al eens eerder geweest. Ze waren er toen zelfs Koningen en Koninginnen. Dat kun je lezen in 'Het betoverende land achter de kleerkast'. Ze zijn in Narnia - maar er is veel veranderd. De mensen die het land nu regeren hebben de oorspronkelijke bewoners verjaagd, en Prins Caspian, die eigenlijk koning zou moeten zijn, verkeert in levensgevaar. Hij blaast op de hoorn van Koningin Susan om hulp te vragen. Er wonen nog veel oud-Narnianen verscholen in de bossen: dwergen, faunen, reuzen en sprekende dieren. Maar het leger van de vijand lijkt te sterk en de overmacht te groot...
