De centrale hypothese in dit boek is dat de interne dynamiek en de externe invloeden in de Lage Landen prachtig op elkaar hebben ingespeeld. De vroege politieke emancipatie van grote delen van de samenleving en de selectieve imitatie van buitenlandse voorbeelden verklaren waarom de intermenselijke relaties in de Nederlanden van de vijftiende eeuw zo ?progressief? aandoen. Dat geldt in de eerste plaats voor de vergevorderde emancipatie van de vrouw, het kind en het kerngezin. Kenmerkend is bijvoorbeeld de aandacht die aan de opvoeding van meisjes werd besteed: doordat ze een opleiding kregen die niet voor die van hun broers moest onderdoen, waren ze ook weerbaarder in het beroepsleven. (Franse theologen waren overigens niet te spreken over het feit dat Vlaamse ouders hun zonen en dochters samen in bed durfden te stoppen.) Daarenboven waren er de stevige juridische positie van de vrouw, vooral de weduwe, en de ruimdenkende houding inzake bastaardkinderen. Ik verwijs ook naar de