Haar naakte kontje glansde in de middagzon, terwijl de vingers de maat bepaalden en het ritme opzweepten. Ik keek vanop het dakterras naar het trappenhuisje waar ze dit wonderlijke percussiespel aan me demonstreerde. Ze kon letterlijk met alles muziek maken, zelfs met haar achterste. Ze gebaarde naar me dat ik met mijn handen moest klappen, ik had haar begrepen, maar kreeg mijn lichaam niet in beweging, ik hoorde verdoofd de oproep voor het gebed en was dankbaar voor de hitte, anders had ze meer publiek gehad en ik betwijfelde of de buren het schouwspel even erg zouden appreciëren als ik. In Rahmatallah wordt de lezer meegevoerd naar een andere tijd en ruimte. We kijken door de ogen van de ik-persoon naar de wereld van haar jeugd. Het dakterras waar ze speelt, de buren en familie die komen en gaan, de hamam waar ze met haar moeder naartoe gaat, haar vader die pakjes stuurt vanuit het buitenland en niet te vergeten haar vriendin Rahmatallah, met wie ze de wereld om zich heen