Bevat het religieuze discours aanspraken die vergelijkbaar zijn met de aanspraken die in strict cognitieve contexten, zoals wetenschap, gemaakt worden? Is van het spreken over religieuze fenomenen, en van het religieuze spreken, in enige zin een rechtvaardiging mogelijk die men kan vergelijken met de manier waarop wetenschappelijke of alledaagse overtuigingen zich lenen tot rechtvaardiging? Hoe zou zo'n rechtvaardiging er moeten uitzien? De bijdragen in deze bundel cirkelen rond deze vragen. De hefboom wordt echter ook dieper aangezet. Is het element van overtuiging (belief) of geloofsinhoud, dat aanwezig lijkt in de meeste vormen van religiositeit, de grond voor andere aspecten zoals de religieuze praktijk en houdingen? Of zijn andersom de praktijken en (vertrouwvolle) houdingen de grond waarop religieuze overtuigingen eerst kunnen bloeien? Naast werk van Vlaamse auteurs, werden ook vertaalde artikelen opgenomen van D.Z. Philips en Alvin Plantinga. Paul Cortois (1954) is doctor in de