Charles Darwin was pas tweeëntwintig, toen hij begon aan een reis die de rest van zijn leven zou bepalen. Tijdens de tocht, die vijf jaar duurde, veranderde hij van een tamelijk willoze jongeman in een bevlogen wetenschapper, die natuurhistorische observaties zowel als kenmerkende details van allerlei verschillende gebieden levendig, direct en geduldig noteerde. Het resultaat is een fascinerend verslag dat preludeert op zijn beroemde 'On the Origin of Species', en dat zich laat lezen als een spannend reisverhaal. 'De reis van de Beagle' neemt de lezer mee op de belangrijkste tocht die wellicht ooit door een mens is gemaakt.