Joan Derk van der Capellen (1741-1784) noemde zich, terecht volgens Jan en Annie Romein in Erflaters van onze beschaving, 'de tribuun der burgerij'.Als jonge man baande hij zich met moeite een weg naar de politiek, door zijn admissie te forceren tot de Overijsselse Ridderschap (1779) en zo tot de Staten. Het is de tijd van de regenten: de Republiek der Verenigde Nederlanden wordt gekenmerkt door oligarchisch, aristocratisch bestuur, stadhouder prins Willem V treedt, onder invloed van zijn voogd en adviseur de hertog van Brunswijk Wolfenbüttel, vaak op als absoluut -monarch. Het rommelt weliswaar onder de burgerij, maar dat neemt bij lange na niet zulke vormen aan als in Frankrijk en Amerika.Van der Capellen correspondeert met de 'nieuwlichters' in andere landen. Hij verzet zich in en buiten de Staten steeds meer tegen machtsmisbruik en de behandeling van de burger als een onmondige. In 1781 verschijnt er een hartstochtelijk pamflet tegen Willem V en zijn raadgevers: de bekende Brief