Schippers verhaalt in dit boek bijzondere gebeurtenissen uit zijn leven die een diepe indruk op hem maakten. Onder andere het verlies van zijn broer Jakob, die door het ijs zakte toen hij zijn vader hielp met het bezorgen van de post en verdronk in het zwarte water van de Devel. In Maasdam kwam Schippers bij een dorpssmid terecht, waar twee broers hem opleidden. Bange avonturen beleefde hij bij het terugbrengen van paarden die beslagen waren. Het brillen van de varkens was een moeilijk en vies karweitje. Op aanraden van zijn vader komt hij in 'Steenenkamer' terecht. Daar wordt hij metaaldraaier van beroep. Van Joost, een machinist die met zijn schip in het haventje bij de fabriek ligt, leert hij stropen. Meer dan halve eeuw later ontmoet hij Joost opnieuw. Dan vertelt hij aan zijn oude vriend de levensgeschiedenis van De Grave die ook op de fabriek werkte en hem in vertrouwen had genomen. Diens huwelijk met het Amsterdamse kamermeisje bracht hem aan lager wal. Hij offerde immers voor