De vijfentachtigjarige Tessa Holtzhaussen maakt de balans van haar leven op. Dat is totaal anders gelopen dan ze zich als pas afgestudeerd arts had voorgesteld. Geen patiënten, maar klanten. Niet werken in een ziekenhuis in Duisburg, maar op een prostitutieboot in Utrecht. Eenmaal gestopt, vergeet Tessa deze periode en leidt ze ogenschijnlijk het keurige leven van een arts in ruste. Aan het eind van haar leven komt de vergeten periode weer boven. Beide vrouwen in Tessa, de arts en de hoer, spiegelen elkaar: hoe het gegaan was, hoe het anders had gekund en of dat ook werkelijk mogelijk was. Dit levert een indringend beeld van haar bestaan op. Uiteindelijk komt Tessa tot de conclusie dat beide vrouwen een wezenlijk onderdeel van haar persoon uitmaken en dat ze meer gemeen hebben dan het lijkt. Verrijkt door dat inzicht kijkt Tessa Holtzhaussen, die nog slechts een korte periode zal leven, tevreden op haar leven terug.