'Lezen is je onvoorwaardelijk overgeven aan de veelheid der dingen, de eigen empathie zo ver mogelijk oprekken. Tegelijkertijd scharmaai je met de bijl en incasseer je een schedelsplijtende houw.' Zo ongeveer sprak het personage van een schrijver ooit in een boek van een andere schrijver. In Stemvork vertolken Jan Lauwereyns en Arnoud van Adrichem de dubbelrol van dader en slachtoffer, zondaar en heilige, moordenaar en vermoorde. De tongen splitsen zich, schizoïde connotaties kronkelen, en de lezer die ook een schrijver is, geeft zich over aan 'een erotische kwelling, een zwoele buikdans,' of 'de tergende staat van insomnia waarin wij, hedendaagsen, leven.' De kiemcel was een geval van overmacht. Enkele jaren geleden werd de zoon van Lauwereyns drie weken te vroeg geboren. In sublieme tijdnood vroeg de nieuwe vader aan Van Adrichem, die hem de schrijfopdracht had verstrekt, om het halve essay heel te maken. Het resultaat vroeg om meer, veel meer. Spoedig volgden er essays over