Het maatschappelijk kapitaal van de eerste Amsterdamse stoomvaartrederij werd opgebracht door koning Willem I, diens lijfarts en honderddertien aandeelhouders, waaronder hoofdstedelijke kooplieden en bankiers. De vorst nam met vijfentwintig aandelen van duizend gulden elk in het bedrijf deel, terwijl Paul van Vlissingen duizend gulden inbracht. Alles bij elkaar vertegenwoordigde dit kapitaal een bedrag van vijfhonderdduizend gulden. Op 18 mei 1825 werden de statuten bij Koninklijk Besluit goedgekeurd en volgde de officiële oprichting van de N.V. Amsterdamsche Stoomboot Maatschappij. De raad van bestuur werd gevormd door Jb. Saportas, A. Scharff junior, J.A. Toelaer, A. Krook van Karpen en A. Rossenboom. Paul en Frits van Vlissingen en Diederik Bernardus Liedermooy werden benoemd tot directeur.