Grootgebracht met enerzijds de traditionele Perzische poëzie en anderzijds de streetwise taal van 'de grootste havenstad ter wereld' begon Ayatollah Musa reeds op jonge leeftijd gedichten te schrijven vol jeugdige passie, oosterse lyriek en grootsteedse humor. Met een diversiteit aan voorbeelden als Hafiz, Jacques Perk en Jotie 't Hooft zocht hij naar een eigen stem, die hij vond in een al even divers gebruik van toonaarden. Naast een aan de Perzische dichterlijke traditie verwante lyriek etaleert hij een gezond 'postmodem' gevoel voor complexiteit, inventiviteit en humor.Dit levert een rijk geschakeerde dichtbundel op - pastelkleurige metaforen en islamitische legenden worden afgewisseld met gewaagde doch trefzekere taalexperimenten, doorleefd liefdesverdriet en loyale 'familiepoëzie', met als hoogtepunt een aan zijn vader opgedragen cyclus.'Virtuoze woordbehandeling... Musa combineert de welluidende opbouw van het Urdu met de nuchtere geladenheid van het Nederlands en is bepaald