Egypte, 1960. Saïd, net zestien, wil dolgraag gids worden. Hij heeft gehoord dat men werklui ronselt om naar Aboe Simbel te gaan. Daar wordt een nieuwe, reusachtige stuwdam gebouwd. Achter die dam zal het grootste meer van de wereld ontstaan, maar het zal dan wel alle dorpen in de streek onverbiddelijk onder water zetten. Net als al de tempels die nog door de farao's gebouwd werden. Die oude bouwwerken moeten nu dringend gered worden. Wanneer Saïd op een avond langs de tempel van Ramses II wandelt, lijkt er een briesje lans zijn gezicht te strelen. Er beweegt niets en toch heeft hij het gevoel dat er iemand bij hem is...