Niemand schijnt eraan te twijfelen dat de bijbel de grondslag heeft gelegd voor het monotheïsme. Ten onrechte, meent de schrijver van dit boek. Door aandachtige lezing van de Hebreeuwse Bijbel, de Tenach, zonder voorkennis en zonder vooroordelen, maar met een open, 'naïeve' instelling, ontdekt de lezer de eigenlijke bedoeling van de opsteller van de leer, de Tora, waarop ook de gedachten van de Profeten en de Geschriften gegrond zijn. De mens staat - met zijn ongebreidelde vermogen tot ontwikkeling en aanpassing - in het middelpunt van die leer.Het subtiele onderscheid tussen de Eeuwige ('de Heer' in gebruikelijke vertalingen) en Elohim ('God') is velen ontgaan. 'God' - de theos uit monotheïsme - is een heidens relict: het woord is misbruikt en dekt niet de betekenis die Mozes gaf aan de bron van kracht waaruit de mens, ieder mens, ongeacht afkomst of situatie, kan putten om zichzelf en zijn wereld te vernieuwen. De nieuwe zienswijze noopt tot herlezen van de bekend geachte