In toen gij naakt en bloot waart wordt een groep mensen samengedreven op een booreiland, het kaalste, efficiëntste en meest geïsoleerde oord dat men zich kan voorstellen. Onderling hebben de lotgevallen in het stuk weinig met elkaar gemeen, zelfs in familieverband lijken de verschillende personages meer tegen zichzelf dan met elkaar te spreken. Ondanks de - kennelijk - gruwelijke gebeurtenissen uit het verleden waarvoor de mensen zijn gevlucht en de onzekerheid over wat hun wacht, gaan de dagelijkse hebbelijkheden gewoon door, alsof iedereen in gewoontes is vastgeroest. De nakende en overduidelijke ontknoping lijkt met hun voortdurend gekrakeel te worden verdrongen; afleidingsmanoeuvres om de werkelijkheid niet onder ogen te hoeven zien. Met het uitverkiezen van een verlosser wordt bovendien alle verantwoordelijkheid of de mogelijkheid tot het vinden van een uitweg afgewenteld.