Ko Kruier, de 14 jarige hoofdpersoon van dit boek, zit in de 2e klas van een middelbare school. Een leraar heeft eens tegen hem gezegd: Kruier, jij bent een eigenaardig exemplaar van de menselijke soort! Maar Ko vindt zichzelf helemaal niet vreemd. En ook de mensen - vooral leraren en leerlingen - met wie hij te maken krijgt, vindt hij niet vreemd, hoe zonderling ze zich ook vaak gedragen. Natuurlijk verbaast Ko zich af en toe. Bijvoorbeeld: Als een lerares onverwachts in huilen uitbarst. Of als een meisje wel een ijsje van hem wil, maar niet met hem wil praten. Als een leraar die niet helemaal nuchter is, van hem wil weten hoeveel 1 plus 1 is. Als Dieuwertje, een meisje met wie hij veel optrekt, zich in een Chinees eethuisje afvraagt of Chinezen misschien van boerenkool houden. Enzovoorts.