Een joodse jongen uit het achttiende-eeuwse Amsterdam gaat scheep om zijn afkomst te ontvluchten. De God van zijn voorouders lijkt hem echter overal op te jagen. Hij raakt verzeild in de slavenhandel naar de West, leidt schipbreuk en belandt uiteindelijk aan de Malabar Kust van India. Bijna drie eeuwen later legt marconist Arnold Freriks nagenoeg dezelfde route af aan boord van een moderne zeesleper. Ook hij worstelt met zijn geloof en een drukkend schuldbesef in zijn dromen wordt hij achtervolgd door een geheimzinnige schim. Vinden jood en christen elkaar als alter ego in de tijd? Ontdekken ze de scharnier die hen verbindt?