Het zijn wel de aller gewoonste uitingen van de mens: lachen en wenen. Het kind begint met het laatste en het is een vooruitgang, een eerste teken van contact, wanneer er een lachje verschijnt. Heel het leven door blijven deze twee "spontane reacties" bestaan; zij lijken evenzo bij de mens te behoren als het blaffen bij de hond het kwetteren bij de mus. Juist dit behoren bij de mens stelt ons werk verder nadenken voor een vraag, zelfs voor een reeks van vragen. De mens beschikt over tal van andere uitdrukkingsmogelijkheden, ook over zeer subtiele en verhevene. Toch liggen die alle binnen een gebied, aan de rand daarvan toch steeds die natuurlijke, vaak moeilijk of niet te beheersen gebaren doorgaan: "een lach en een traan", zoals de oude sentimentele zegswijze luidt. "Grens reacties" worden ze daarom genoemd door de schrijver van dit boek, die zich in een ware zin van het woord erin heeft "verdiept" en de beide menselijke uitingen heeft doorvorst naar alle zijden van heel het