Clara Verbeek woont op een boerderij aan de zuidrand van de Veluwe. Op een keer gaat ze met haar vriendje Wim op de fiets naar Arnhem om haar tante wat eten te brengen. Dan ziet ze dat een groep Duitsers een inval doet in een huis en weet ze een klein Joods jongetje te redden, die ze mee neemt naar huis.