Bohumil Hrabal (1914-1997) debuteerde pas in 1963, toen het politieke klimaat in Tsjecho-Slowakije dat toeliet, en lag voortdurend in de clinch met de censor. Zijn grootste succes uit de jaren zestig was de novelle Zwaarbewaakte treinen, over een jongen met een seksueel probleem die ten einde raad zijn man-zijn met een verzetsdaad wil bewijzen. Zoals bij de meeste verhalen van Hrabal, ligt ook aan dit verhaal een autobiografische achtergrond ten grondslag. Ik heb de koning van Engeland bediend is geschreven in 1971, een periode van grote politieke malaise. Officieel verscheen het boek in Tsjecho-Slowakije pas in 1989. In Al te luide eenzaamheid wordt het leven van de morsige Hant'a beschreven, die veel overeenkomsten met Hrabal vertoont. De tekst dateert uit 1976 en, draagt de typische kenmerken van Hrabals vorige werk. Hrabal observeert de werkelijkheid, en geeft de realiteit als wonderschone surrealiteit weer, vol ironische verdraaiingen en absurdistische uitvergrotingen.