In de latere Middeleeuwen vond er in toenemende mate een uitwisseling plaats tussen joden, moslims en christenen. Tot dan hadden zij elkaar vooral veroordeeld. Maar ondanks boekverbrandingen, gedwongen bekeringen en vervolgingen, begonnen geleerden van de drie godsdiensten geïnteresseerd te raken in de overtuigingen van de ander. Wijsgeren en theologen gingen andere talen aanleren, zoals het Hebreeuws, het Arabisch en het Grieks. Thomas van Aquino (1224/5-1274) schrijft enkele werken waarin hij overtuigingen van andersgelovigen bespreekt. Daaronder behoort het hier vertaalde Rekenschap van het geloof. Een voorganger of cantor uit Antiochië, legt de toen al vermaarde Dominicaan opvattingen voor van moslims, joden en oosters-orthodoxe christenen. Het betreft bezwaren tegen de leer van de kerk van het Westen over de Drie-eenheid en over de menswording, het lijden en sterven van Jezus Christus. Ook de eucharistie, het vagevuur en het fatalisme komen ter sprake. Aan het begin ontwerpt