Aan het eind van de negentiende eeuw kreeg de taalkundige en volkskundige Gerrit Jacob Boekenoogen (1868-1930) vanuit heel Nederland volksverhalen en volksrijmen toegezonden uit de mondelinge overlevering. Hij had hiertoe oproepen geplaatst in kranten en tijdschriften en zodoende werd hij onze eerste wetenschappelijke verzamelaar van sprookjes, sagen en moppen op nationaal niveau. In feite deed Boekenoogen hetzelfde wat de gebroeders Grimm aan het begin van de negentiende eeuw in Duitsland hadden gedaan: via correspondentie, archiefonderzoek en (in bescheiden mate ook) veldwerk trachtte hij de mondelinge verteltraditie van Nederland vast te leggen. Zijn plan om uiteindelijk ook met een groot Nederlands sprookjesboek te komen, heeft hij echter nooit kunnen realiseren. Na zijn dood is het materiaal in het archief van het huidige Meertens Instituut in Amsterdam terechtgekomen. De volksverhalen die zijn beste informant, de arts Cornelis Bakker (1886-1933) uit Broek in Waterland, hem