'Waar olifanten vechten wordt het gras vertrapt,' luidt een Afrikaans gezegde. Maanden na de weerzinwekkende massamoord in Ruanda zijn de legers van Hutu en Tutsi nog steeds in een verbeten strijd verwikkeld. Met duizenden tegelijk vluchten de Ruandese burgers naar Congo en Tanzania.Wanneer Dip van Ginkel, een arts met ervaring in Afrikaanse missieziekenhuizen, wordt gevraagd te gaan werken in de vluchtelingenkampen in Tanzania, stemt hij pas na lang aarzelen toe. Hij heeft het niet zo op noodhulp. De ontvlambaarheid van opeengepakte hongerende menigten maakt hem ongemakkelijk, Hij wil zich niet hoeven buigen over een uitgemergeld, huilend kind naast een dode moeder in de wetenschap dat de vrachtwagens die voedsel moeten brengen nog bezig zijn lijken af te voeren.De chaos die hij aantreft is echter van een heel andere aard. Temidden van de opvangkampen staan hulporganisaties elkaar naar het leven, doen wetenschappers de meest onzinnige onderzoeken, worden door donoren nutteloze