Een biografie mag nog zo objectief, intelligent en integer zijn, de stem van de biograaf blijft allesbepalend. Een brievenboek heeft een fundamenteel andere inslag. De correspondentie die iemand bij zijn dood nalaat moet het tegen een goede biografie afleggen als het gaat om geboekstaafde feiten en gebeurtenissen, maar stelt elke biografie - ook de autobiografie - in de schaduw als we het karakter van de persoon in kwestie willen leren kennen. Poesjkins stem klinkt onmiskenbaar en stralend door in zijn werk, maar alleen in zijn brieven spreekt hij rechtstreeks tot ons; dat hij daarbij een andere toehoorder voor ogen had dan wij hem kunnen bieden, doet daar niets aan af. Hij richt zich tot vrienden, collega's, liefjes, zijn vrouw, het hoofd van de Geheime Politie, de tsaar, maar aan wie hij ook schrijft, wij krijgen de kans mee te luisteren. De inhoud en toon van zijn correspondentie zijn van brief tot brief anders, vaak héél anders; dat op zichzelf vormt als het ware het