De behoefte aan spiritualiteit groeit en de stroom van bezoekers aan de gastenverblijven van kloosters neemt jaarlijks toe. Wat zoeken de mensen in een sobere abdij tussen zwijgzame kloosterlingen? Thera Coppens besluit in de zomer voor het eerst enkele dagen door te brengen achter de muren van een trappistinnenabdij. Stilte en meditatie wisselt ze af met gesprekken waarin de zusters helder over hun geloof en roeping vertellen. 'Als je veel zwijgt leer je beter spreken,' zegt een van hen. De schrijfster keert nieuwsgierig terug: in de herfst, in de winter en in de lente. Haar verslag wordt persoonlijker en emotioneel; ze maakt zich los van roomse jeugdherinneringen en stelt de grote levensvragen aan de orde over liefde, dood, het kwaad en de zin van het lijden. Na een bezoek aan een trappistin die als kluizenares in afzondering leeft, concludeert ze: 'Ik ben op de schoudergetikt door een wonder dat heel gewoon is.'