Dit verhaal, geschreven in een transparante, poëtische stijl, speelt in een tijd lang voor de moderne machines of misschien wel na hun teloorgang. In een wrede, harde wereld leeft Sarah, het meisje met de amandelogen, met haar familie in een tijd van hevige droogte. Sarahs verbeeldingskracht en haar fascinatie voor de geheimen van de natuur doen de dorpelingen geloven dat zij een kwade geest is en wellicht de oorzaak van de droogte. Een drama ontvouwt zich, maar Sarah weet zich bijgestaan door haar overgrootmoeder Lilly en door een vosachtig wezen wiens stem tot haar komt als zacht, zwart zand dat door haar gedachten stroomt.