Wat is 'bouwkunst'? Welke zijn de regels van de kunst? Wat is het onderscheid tussen een architect en een beunhaas? Wat is de maatschappelijke noodzaak van architectuur? Deze vragen waren rond 1840 nog eenvoudig te beantwoorden. In de zestig jaar die daarop volgden waren ze onderdeel van intensieve discussies in de architectuurwereld. Aan het begin van de twintigste eeuw had die discussie onder invloed van smaak, mode, psychologie, politiek en bouwpraktijk geleid tot een totaal andere definitie van de architectuur en waren er een aantal noties naar boven gekomen die (ook nu) behoren tot de essentie van het vak. Door de ideeënwereld en het architectuurconcept van de negentien de-eeuwse architect centraal te stellen - en dus niet zijn feitelijke ontwerpen en gebouwen - schetst de auteur een totaal ander beeld van de geschiedenis. In het gebruikelijke beeld begint de moderne architectuur in Nederland met de Beurs van Berlage. Van der Woud toont aan dat al zestig jaar eerder het debat