In het Oude Testament heeft de heerlijkheid van God een grote plaats. Bij die heerlijkheid gaat het onder andere om Gods machtige daden. Zo blijkt Gods heerlijkheid in de schepping, maar meer nog in de uittocht uit Egypte. Deze uittocht wordt, zo hebben de profeten voorzegd, eenmaal door een nieuwe uittocht overtroffen. Dan komt Gods heerlijkheid nog glorierijker openbaar. De heerlijkheid van God manifesteert echter niet alleen in Gods daden, zij kan ook een aanduiding zijn van Gods heilrijke aanwezigheid. Op aarde ish et heiligdom de woonplaats van de heerlijkheid van God. Alleen dankzij de dienst van de verzoening kan Gods heerlijkheid onder mensen wonen. Gaan we naar het Nieuwe Testament, dan zien we dat het begrip 'heerlijkheid' niet alleen met God de Vader, maar ook met Jezus Christus wordt verbonden. In Christus is Gods heerlijkheid belichaamd op een wijze, die de manifestatie daarvan in de oude bedeling overtreft. Het zien op Jezus vervult de christen niet alleen met ontzag,
