In wij passanten spreekt Jan Best de Vries zijn lezers zonder omhaal aan. Uit het hart gegrepen en toch overdacht wordt het leven gepresenteerd in z'n zuiverste vorm. Mors en amor spelen daarin als vanzelfsprekend een belangrijke rol. Daar waar gemopperd en gevloekt moet worden of waar de pijn is, wordt niet genegeerd, maar gelaagd meegenomen in de vanzelfsprekendheid dat het leven robuust is en dat er dus geknokt moet worden. Ook de eigen eindigheid wordt niet geschuwd door de auteur. In zekere zin leeft Jan in directe dialoog met het onbenoembare, maar dit wordt nimmer morbide, en dwingt respect af.