Judith Herzberg debuteerde als dichteres in 1963 met Zeepost. In deze bundel, opgedragen 'Aan mijn ouders', zijn de volgende gedichten opgenomen: Opmaat, Plataan, Daglicht, Begraven, Hardop voelen, Zeedrift, Park, Tussen IJstijden, Valti, Het Volle Leven, Ochtend, Liedje, Kind, Moed, Gedachten, De Stem, Urbanizational, View, Terug, Katje, Deut. 20, Minima, Voorradig Gevoel, Magie, Oude Vrouw, Eiland, Winters Bethulië, In het Wilde Weg, Dichterbij, Ouderdom, Melancholie, Bij een Foto, Commentaren op het Hooglied en Bergmeer. Liedje Had ik hem en hij mij koud gelaten toen het nog kon, of even maar geraakt, zoals een vlinder de aarde raakt, niet zwaarder, niet vaker - maar nee het werd een onderneming zo zwaar als een kolom water onderin de zee. Daar waren wij niet op gebouwd Kommaar zeidie Even leek het een giraffeleven hoofden hoog boven de bomen wij raakten niet verward wij raakten niet versleten, zo leek het 's avonds op hoge benen over vlaktes zwevend. Wij hielden het zelf