Het is zomer 1945. Na de dood van haar geliefde oma Nonie krijgt de vroegwijze, bijna elfjarige Helen Anstruther een nieuwe oppas, Flora, de tweeëntwintigjarige nicht van haar overleden moeder. Helen en Flora brengen de zomerweken noodgedwongen door in het afgelegen oude huis van de Anstruthers, vanwege haar vaders angst voor een polio-epidemie. Hij wil niet dat zijn dochter ook maar iets overkomt tijdens zijn afwezigheid. Behalve Mrs. Jones die elke dinsdag ‘Goeie Ouwe Duizend’, zoals het half-vervallen huis wordt genoemd, van boven tot beneden schrobt, en de boodschappenbezorger Finn, een jonge ex-soldaat die vanwege lichamelijke en psychische problemen uit dienst is, komen er geen andere mensen langs. Helen en Flora leven helemaal op van de bezoekjes van Finn. Helen voelt zich ver boven Flora verheven: een in haar ogen nogal naïeve, dommige jonge vrouw met een geheel andere levenshouding dan haar oma Nonie. Op Helens elfde verjaardag keert haar vader terug uit Tennessee, waar